Ik hoor nu al tien minuten lang stemmen in het trappenhuis. Ze hebben zich al een aantal keer van de verdiepingen hierboven naar beneden verplaatst. Ze lijken opgewonden te zijn en ik hoor meerdere malen een deurbel.
Mijn blik glijdt naar het levenloze lichaam dat verderop op de vloer ligt. Haar lichaam ligt in een onnatuurlijke houding op haar zij. Naast haar mond ligt bloederig braaksel op de grond. Zou ze zichzelf vergiftigd hebben? Als de stemmen weer dichterbij klinken, begint mijn hartslag te versnellen. Het nette shirt dat ik vanochtend heb aangetrokken, voelt ineens ongemakkelijk strak en plakkerig tegen mijn huid.
Ik hoor de deurbel bij mijn buurman overgaan en mijn lichaam springt terug in actie. Ik denk er niet eens teveel over na. Alsof het volstrekt logisch is, kies ik voor de kamer van mijn huisgenoot. Ik grijp de klink vast en de deur klapt open, waardoor de kapstok die daar blijkbaar achter stond met een hoop kabaal omver valt. Ik gris de paal van de grond en trek hem direct overeind om het normale beeld van de kamer niet te verstoren. Er blijven een aantal kledingstukken verfrommeld op de vloer achter, maar daar neem ik genoegen mee. Ik sprint bijna naar het bed en ruk de lakens eraf. Ik zorg ervoor dat de gordijnen dicht zijn voor ik terug naar de gang ga waar me het moeilijkste te wachten staat.