Ik heb geen idee hoe ik aan deze tafel ben gekomen. Het lijkt alsof ik spontaan uit de lucht ben gevallen. Misschien heb ik teveel gedronken. Waarschijnlijk is het een combinatie, dat zal verklaren dat ik droom.
De zitting van de stoel piept gevaarlijk als ik ga verzitten. Even vrees ik dat ik er doorheen ga zakken, maar gelukkig gebeurt er niets als ik mijn rug tegen de leuning waag. Het hout is recht en snijdt oncomfortabel in mijn huid.
Mijn blik glijdt door de ruimte. Het schemert. Ik kan slechts grillige contouren onderscheiden die de indruk wekken dat ik niet alleen ben. Niemand praat. De helderheid van het peertje boven mijn tafel vormt een groot contrast waardoor mijn ogen beginnen te tranen. Ik ben verbaasd als ik een kapsalon op tafel zie staan. Iemand moet weten dat ik gek ben op chilisaus. De verse groenten worden er vrijwel volledig mee bedekt. Het vlees is nog zo kort geleden bereid dat de damp in het licht van de lamp naar boven kringelt. Ik snuif de lucht op en verwacht dat mijn neus zich zal vullen met de geur van verse kip en frietjes.
Ik ruik niets.
Teleurgesteld kijk ik vooruit en ontmoet twee blauwe ogen die ik elke ochtend in de spiegel tref.
O fuck, het is een nachtmerrie.
Haar kapsalon is identiek aan de mijne. Ze lijkt mijn schrik niet op te merken en kauwt op een frietje. Het bestek ligt onaangeroerd naast haar bord, omdat ze heeft besloten met haar handen te eten. Haar vingers kleuren rood van de chilisaus.
“Ik verloor van Anais,” zegt ze. Ze bedoelt onze gemeenschappelijke demoon. De rode krassen op haar wangen zijn nieuw.
Mijn aandacht wordt afgeleid. Er druipt iets roods van mijn vingers.
Het is geen chilisaus.