Ik heb één koffie te veel en er ligt een dode vrouw in mijn appartement. Probleem een heeft zich snel opgelost: ik merk niet eens dat de beker uit mijn hand gegleden is tot de hete vloeistof door mijn schoen schroeit. Probleem twee is meer een complicatie. Een complicatie die, nu ik in haar tas gekeken heb, alleen maar groter wordt.
Mijn handen trillen. Ik mors nog meer koffie als ik de inhoud van de andere beker in een keer door mijn keel giet. Oké, rustig blijven. Hoe gaan we dit oplossen? Met ‘we’ bedoel ik mijzelf en mijn huisgenoot Vlad. Hij weet nog van niks, maar dat zal niet lang duren als ik de inhoud van de tas in de achterbak van zijn auto dump.
Ik haal beide handen door mijn haar. De aanblik van het levenloze lichaam heeft een soort morbide aantrekkingskracht, mijn ogen worden er steeds naartoe gezogen. Net voor het beeld zich kan vastzetten op mijn netvlies, knijp ik mijn ogen stevig dicht en schud mijn kop. De zure lucht van braaksel kan ik niet verdringen en vreet zich in achterop mijn tong.
Ze heette Laura. Of misschien was het Bonnie. Ik meen haar gezicht te herkennen van de vage feestjes die Pim wel eens geeft. Blijkbaar kende ze mij beter, want toen ik deze ochtend koffie ging halen, stond ze voor mijn deur. Ze was gevlucht voor haar gewelddadige vriend, die blijkbaar een vuurwapen bezit en hierboven woont, en vroeg of ze in mijn huis mocht wachten tot een vriend haar kwam ophalen. Ik zei dat het prima was en vroeg of ze koffie lustte, want ze zag er beroerd uit. Toen ik het volgende moment thuiskwam, lag ze dood in de gang.
Naar wat ze me over haar vriend had verteld, leek haar dode lichaam op mijn vloer een uiterst ongelukkige situatie. Mijn onrust werd pure paniek toen ik ontdekte dat haar vriend niet alleen gewelddadig is, maar waarschijnlijk ook een of andere drugsbaas. De tas die ze meebracht zit namelijk vol met cocaïne.
Dus zo kwam bovenop het probleem dat ik met een lijk zit een nog groter probleem, want iemand gaat die drugs vast missen.
Ik heb absoluut meer koffie nodig.